Commerciële contracten: Boetebeding
In veel commerciële contracten komt een boetebeding voor. Daarin kunnen partijen vooraf duidelijke afspraken maken over te betalen bedragen voor het geval een partij één of meer verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt. Het nut daarvan is tweeledig. Op de eerste plaats fixeert een boetebeding de verschuldigde schadevergoeding. Dit is met name praktisch wanneer het lastig is om de concreet geleden schade te bepalen en te bewijzen. Op de tweede plaats stimuleert het partijen om zich te houden aan de bepalingen van de overeenkomst.
De rechter heeft de bevoegdheid om de bedongen boete te matigen, indien “de billijkheid dit klaarblijkelijk eist”. Op basis hiervan proberen contractspartijen in de praktijk regelmatig om geheel of gedeeltelijk onder een boetebeding uit te komen. Zo’n poging is lang niet altijd succesvol.
De reden dat een poging om onder een boetebeding uit te komen geregeld strand, is het uitgangspunt dat de rechter zich terughoudend moet opstellen bij het ingrijpen in contractuele verhoudingen. Dit geldt zeker als het gaat om een commercieel contract tussen twee professionele partijen, die zich bewust aan het beding hebben gebonden.
Recente uitspraken van het gerechtshof Arnhem en de rechtbank Maastricht laten zien dat de rechter de overeengekomen boete slechts slechts in bijzondere omstandigheden zal matigen, bijvoorbeeld in geval van buitensporig- en onevenredig hoge boetes. Deze beide uitspraken volgen de tot terughoudendheid nopende maatstaf die volgt uit een arrest van de Hoge Raad van april 2007, welke maatstaf ook daarna nog door de Hoge Raad is gehanteerd, bijvoorbeeld in september 2011 en in juli van dit jaar.
(Datum: 27 september 2012)